Sport en Boeken, Literatuur en Sport

De grote literatuurkenner Jan Fontijn is begin januari 2022 overleden. Hij schreef onder meer een tweedelige biografie over romanschrijver en idealist Frederik van Eeden - schrijver van De kleine Johannes en Van de koele meeren des doods. Ik zag hem wel eens wandelen over de IJ Promenade, met zijn echt- en hondgenote Charlotte Mutsaers. Ontroerend. Charlotte is naast schrijver -lees bijvoorbeeld Koetsier Herfst- ook een begenadigd illustrator. Sommige boeken, zoals van Adriaan van Dis en J.M.A. Biesheuvel en haarzelf natuurlijk, zijn met haar houtsneden verluchtigd. Dat zou veel vaker moeten gebeuren, romans en verhalen illustreren!

Maar naast de gebruikelijke en mooie In Memoriams liet thrillerschrijver en Neerlandicus René Appel ons op Facebook een andere kant van Fontijn zien: hij was dol op voetballen! Ik sloeg de vermaarde literatuurwetenschapper meteen nog hoger aan. Ik ben namelijk groot geworden met het idee dat sport in het algemeen en voetballen in het bijzonder niet kon samenvallen met het lezen en schrijven van boeken.

De Volewijckers

Zelf stond ik op mijn tiende verjaardag te popelen om eindelijk lid te worden van De Volewijckers, de club van mijn familie. In de bibliotheek waar ik drie keer in de week boeken uitzocht, kwam ik nauwelijks verhalende boeken over sport tegen, zodat ik in arren moede (en met plezier) steeds weer De AFC’ers van J.B.Schuil (1e druk 1915!)  leende. Ook de Dagboeken van journalist Klaas Peereboom over de Olympische Spelen van 1960 en 1964 las ik verschillende keren. Zijn grote betrokkenheid bij Nederlandse atleten, zonder te vervallen in holle kretologie, sprak mij enorm aan. Ik kreeg geen genoeg van zijn beschrijving over hoe Anton Geesink de bebrilde Japanner Akio Kaminaga in de beslissende houdgreep nam. (Voor het gevecht begon deed Kaminaga zijn bril wèl af, daaraan lag het niet.)

Hilarische wedstrijd 

Verder was het droevig wat sportboeken betrof. Ik legde zelf maar plakboeken aan van grote sportgebeurtenissen als het WK Voetbal 1966 en de Tour de France en kreeg jarenlang met Sinterklaas de door het tijdschrift Nieuwe Revu(e) uitgebrachte jaaroverzichten van  Europa Cup en Tour de France.

En toen: toen las ik in Buitelingen  een hilarische beschrijving van Nederland-Engeland door Godfried Bomans. Hij trekt zich er van aan dat wisselspelers toen niet waren toegestaan, en wisselt meerdere malen Siemkes met Piemkes. Uiteraard wint Nederland met 4-3. Ik kwam niet meer bij van het lachen.

En toen: toen was daar Kees Buddingh’ met zijn gedicht over de oude linksbuiten van O.D.S., Glimmerveen, wiens knie de hebbelijkheid had tijdens de wedstrijd uit de kom te schieten. De man ging even aan de kant zitten, zette de knie weer recht, en voetbalde verder alsof er niets gebeurd was. Het gedicht waarin een leraar in de klas het werk van Buddingh’ bespreekt.  “O’, zegt een jongen, ‘ Buddingh’, die ken ik wel, die zie ik zondags altijd bij D.F.C.’ Waarop Leo (!) de klas wordt uitgestuurd. Waarmee duidelijk is: literatuur en sport dienen gescheiden te blijven. 

Rinus meets Fens

In de kleedkamer van mijn club sprak ik niet over mijn ‘boekenafwijking’ ;  later op de bibliotheekacademie ook niet. Totdat Kees Fens, onze docent Nederlandse litaratuur, ineens vertelde dat hij met Rinus Michels had gevoetbald, in Amsterdam-West, en enthousiast een hele les besteedde aan de geschiedenis van Europa Cup en Ajax. Later schreef Fens ongelooflijke leuke stukken over sport in De Volkskrant, gebundeld in Waarom ik niet tennis (en ook niet hockey) -zo kon het dus ook!

Nog mooier: sommige sporters kunnen zelf ook voortreffelijk schrijven: Jan Mulder natuurlijk als eerste, Opmars der strafschopgebieden, maar ook Peter Winnen en nu, wekelijks in Trouw, oud-wielrenster Marijn de Vries.

Romans en verhalen over sport

In boekhandel en bibliotheek zijn nu volwaardige sportboekenafdelingen, die een grote omzet genereren. Tijdschriften als Hard Gras  en De Muur, publiceren schitterende al dan niet ware verhalen uit de voetbal- en wielrenwereld, niet alleen van sportjournalisten maar ook door schrijvers als Anna Enquist en Kees ‘t Hart.

Romanschrijvers gebruiken de metafoor die sport natuurlijk kan zijn voor leven en sneven van hun hoofdpersonen ook geregeld: Peter Buwalda (judo) in Bonita Avenue, Marente de Moor (schermen) in De Nederlandse maagd, Jan Eilander schreef heerlijke boeken over Raffie  en Rafael- ik doe maar een greep. Zoals het schrijnende verhaal van Yolanda Entius, De gelukkigen (2010)  over de nawerking van het busongeluk met daarin de F-jes van de voetbalclub uit ‘Broekmeer. Echt, romans en verhalen over sport, het is onafzienbaar, ook daar loop ik nu hopeloos achter. En ik was de weg allang kwijt bij de ‘gewone’ sportboeken.

Maar of het ooit voor mij nog mooier en ontroerender wordt als bij De AFC’ers als Eddy Lomans de beslissende goal maakt en hij een kus krijgt van zijn ‘meisje’ Kitty- verliefdheid, dat kwam je in jeugdboeken ook niet tegen, vroeger-ik betwijfel het.

 




Reacties

Populaire posts van deze blog

P.C.Hooftprijs 2019 voor Marga Minco

Uitgelezen in 2018

Boekenblog Waterland 36 In vrijheid geschreven