Cees Nooteboom reist verder en verder




Op 31 juli wordt Cees Nooteboom, de schijnbaar onvermoeibare schrijver-reiziger 88 jaar. In het boekenprogramma Brommer op zee vertelde hij, prachtig formulerend als altijd over zijn laatste boek, Over het Japanse klooster Kozan-Ji en de beroemde diertekeningen. Een meditatief en toch aards kleinood. Voor nog aardsere bewoners van deze planeet is er ook Japan, al zijn stukken over dit zo fascinerende land. ‘De vraag die mij bezighoudt, is hoe ‘anders’ Japan is,’ schrijft Nooteboom, en die vraag is nog altijd even relevant als toen.


Reis-en schrijflust

In de jaren ’80 las ik veel Nooteboom. Romans, reisverhalen, kronieken-ik genoot ervan. De onvermoeibare reislust van A. den Doolaard was een groot voorbeeld: “ En dat wilde maar niet overgaan”, schreef hij aan de echtgenote van Den Doolaard. Dat kun je wel stellen. Het is dat de coronacrisis hem dwars zit want anders was Nooteboom allang weer onderweg. Het is van een jaloersmakende vitaliteit! Nu is   ‘thuis’ bij Nooteboom ook relatief: hij is thuis op een Spaans eiland, een boerderij in Zuid-Duitsland en soms zelfs in een steeg midden in Amsterdam.

Maar waar hij ook is, hij denkt, schrijft, publiceert en dat sinds 1955. Toen verscheen zijn debuutroman Philip en de anderen. In 2016 vroeg men hem iets over dit toen succesvolle boek. Tja, gaf hij aan, ik heb dit boek geschreven, maar wat ik er nù over moet zeggen, ik was zo jong en er is zoveel bijgekomen…

Hij las daarna een paar gedichten voor uit zijn net verschenen bundel Monniksoog. Ze spraken me enorm aan. Het gekke is dat dat ook voor hemzelf opging want in 2021 verscheen Afscheid, gedicht uit de tijd van het virus, een bundel die dezelfde structuur kent als Monniksoog, 12 regels en een soort conclusie in de 13e regel. Poëzie is voor Nooteboom de ultieme vorm om zich zo persoonlijk mogelijk uit te drukken. Neem een titel als  Open als een schelp-dicht als een steen  (1978). Schitterend en veelzeggend.

Inhaalslag?

De grootste reizende Nederlandstalige schrijver, dat is toch niet teveel geschreven. Nu zijn dit soort uitspraken, “de grootste levende”, “de beroemdste dode”, de “beste dit-en-dat”, allemaal nogal zinloos, want als je niet van zijn boeken houdt, denk je al snel: het zal wel. Maar ik raad ze u van harte aan hoor, de boeken van Nooteboom. Nu, in vakantietijd is het lezen van reisverslagen als Een avond in Isfahan, Voorbije passages, De omweg naar Santiago of De zucht naar het Westen een groot genoegen. Niet alleen vol prachtige zinnen maar ook geweldige observaties, kunsthistorische verhandelingen en filosofische overpeinzingen. Dat gebeurt niet erg nadrukkelijk; Nooteboom veronderstelt kennis maar vooral inleving bij zijn lezers. Geen schrijver die je aan het handje meeneemt.

Juist bovengenoemde combinatie maakt Nooteboom voor mij zo spannend. Het is hoogst persoonlijk, het is eigen, het is uit nieuwsgierigheid geschreven. De stof van al die reisverslagen, werd verwerkt in romans en verhalen als Rituelen (mijn favoriet), ‘s Nachts komen de vossen en Allerzielen. Boeken waarin veel wordt gesuggereerd! Maar de beloning is er dan ook naar: originele verhalen die zich overal en nergens afspelen, zonder allerlei dooddoeners in de zinnen en stijl.

Open en dicht

Veel lezers vinden Cees Nooteboom ongrijpbaar, cerebraal – dat is te filosofisch en zwaar op de hand – verliteratuurd en ook nogal eens te weinig “politiek betrokken”. Lees dan De Parijse beroerte, of Berlijnse Notities. In tegenstelling tot de meeste Nederlanders was Nooteboom altijd daar waar het gebeurt/gebeurde en deed daar niet alleen verslag van, maar nam ook stelling. Dat heeft hij, maar dan anders, gemeen met Arnon Grunberg. Daarnaast doet hij me vaak aan Louis Couperus denken: onvermoeibaar op pad, overal thuis, maar niet in eigen land (Nooteboom was in 2015 in totaal 14 dagen in Nederland), alles in zich op zuigend en dan volgen schitterende zinnen en fraaie overpeinzingen. En allebei kregen ze de Nobelprijs, die hen zo toekomt, niet.

 

Ik wens Coos Neetebeem, (met dank aan Drs P.) een heel mooi achtentachtigste levensjaar. Ik herlees Afscheid waarin ook hij overvallen wordt door de coronacrisis  en  533 Een dagenboek (2016). Ik verheug me erop!


Leo Willemse

 


Hoor de muziek maar de woorden niet,

dansbeweging, maar met niemand erbij.

Gedicht, maar zonder een lezer.

Tijd, maar zonder de cijfers.

 

Hoeveel raadsels kun je verdragen?

De vriend die stierf maar niet meer kon praten,

de andere vriend die in zijn laatste bed

een cirkel tekende met zijn handen,

 

en daarmee reizen bedoelde. Dat was

een afscheid, en ik begreep het, ik moest

nog reizen en verder, cirkels over de wereld

tot ik weer bij hem zou zijn,

 

of hij bij mij, een vergeefse belofte.

 

Cees Nooteboom (1933)

uit: Afscheid (2020)

 


Reacties

Populaire posts van deze blog

P.C.Hooftprijs 2019 voor Marga Minco

Uitgelezen in 2018

Boekenblog Waterland 36 In vrijheid geschreven