In de jaren
’80 las ik veel Nooteboom. Romans, reisverhalen, kronieken-ik genoot ervan. De
onvermoeibare reislust van A. den Doolaard was een groot voorbeeld: “ En dat
wilde maar niet overgaan”, schreef hij aan de echtgenote van Den Doolaard.
Dat kun je wel stellen. Het is dat de coronacrisis hem dwars zit want anders
was Nooteboom allang weer onderweg. Het is van een jaloersmakende vitaliteit! Nu
is ‘thuis’ bij Nooteboom ook relatief: hij
is thuis op een Spaans eiland, een boerderij in Zuid-Duitsland en soms zelfs in
een steeg midden in Amsterdam.
Maar waar
hij ook is, hij denkt, schrijft, publiceert en dat sinds 1955. Toen verscheen
zijn debuutroman Philip en de anderen. In 2016 vroeg men hem iets over
dit toen succesvolle boek. Tja, gaf hij aan, ik heb dit boek geschreven, maar
wat ik er nù over moet zeggen, ik was zo jong en er is zoveel bijgekomen…
Hij las daarna
een paar gedichten voor uit zijn net verschenen bundel Monniksoog. Ze
spraken me enorm aan. Het gekke is dat dat ook voor hemzelf opging want in 2021
verscheen Afscheid, gedicht uit de tijd van het virus, een bundel
die dezelfde structuur kent als Monniksoog, 12 regels en een soort
conclusie in de 13e regel. Poëzie is voor Nooteboom de ultieme vorm
om zich zo persoonlijk mogelijk uit te drukken. Neem een titel als Open als een schelp-dicht als een steen (1978). Schitterend en veelzeggend.Inhaalslag?
De grootste
reizende Nederlandstalige schrijver, dat is toch niet teveel geschreven. Nu
zijn dit soort uitspraken, “de grootste levende”, “de beroemdste dode”, de
“beste dit-en-dat”, allemaal nogal zinloos, want als je niet van zijn boeken
houdt, denk je al snel: het zal wel. Maar ik raad ze u van harte aan hoor, de
boeken van Nooteboom. Nu, in vakantietijd is het lezen van reisverslagen als Een
avond in Isfahan, Voorbije passages, De omweg naar Santiago of De zucht
naar het Westen een groot genoegen. Niet alleen vol prachtige zinnen maar
ook geweldige observaties, kunsthistorische verhandelingen en filosofische
overpeinzingen. Dat gebeurt niet erg nadrukkelijk; Nooteboom veronderstelt
kennis maar vooral inleving bij zijn lezers. Geen schrijver die je aan het
handje meeneemt.
Juist
bovengenoemde combinatie maakt Nooteboom voor mij zo spannend. Het is hoogst
persoonlijk, het is eigen, het is uit nieuwsgierigheid geschreven. De stof van
al die reisverslagen, werd verwerkt in romans en verhalen als Rituelen (mijn
favoriet), ‘s Nachts komen de vossen en Allerzielen. Boeken waarin
veel wordt gesuggereerd! Maar de beloning is er dan ook naar: originele
verhalen die zich overal en nergens afspelen, zonder allerlei dooddoeners in de
zinnen en stijl.
Open en
dicht
Veel lezers
vinden Cees Nooteboom ongrijpbaar, cerebraal – dat is te filosofisch en zwaar
op de hand – verliteratuurd en ook nogal eens te weinig “politiek betrokken”.
Lees dan De Parijse beroerte, of Berlijnse Notities. In
tegenstelling tot de meeste Nederlanders was Nooteboom altijd daar waar het
gebeurt/gebeurde en deed daar niet alleen verslag van, maar nam ook stelling.
Dat heeft hij, maar dan anders, gemeen met Arnon Grunberg. Daarnaast doet hij
me vaak aan Louis Couperus denken: onvermoeibaar op pad, overal thuis, maar
niet in eigen land (Nooteboom was in 2015 in totaal 14 dagen in Nederland),
alles in zich op zuigend en dan volgen schitterende zinnen en fraaie
overpeinzingen. En allebei kregen ze de Nobelprijs, die hen zo toekomt, niet.
Ik wens Coos
Neetebeem, (met dank aan Drs P.) een heel mooi achtentachtigste levensjaar. Ik
herlees Afscheid waarin ook hij overvallen wordt door de coronacrisis
en 533 Een dagenboek (2016). Ik verheug me
erop!
Leo Willemse
Hoor de
muziek maar de woorden niet,
dansbeweging,
maar met niemand erbij.
Gedicht,
maar zonder een lezer.
Tijd, maar
zonder de cijfers.
Hoeveel
raadsels kun je verdragen?
De vriend
die stierf maar niet meer kon praten,
de andere
vriend die in zijn laatste bed
een cirkel
tekende met zijn handen,
en daarmee
reizen bedoelde. Dat was
een
afscheid, en ik begreep het, ik moest
nog reizen
en verder, cirkels over de wereld
tot ik weer
bij hem zou zijn,
of hij bij
mij, een vergeefse belofte.
Cees
Nooteboom (1933)
uit:
Afscheid (2020)
Reacties
Een reactie posten