Thomas Rosenboom - De pijn van het schrijven

Mist u de bibliotheek ook zo? Gewoon naar binnen lopen om ongestructureerd langs de boekentafels te drentelen, de boekenkasten met een schuin hoofd bekijken, te bladeren in de tijdschriften en kranten? Ik wel! Net zoals ik de boekhandels mis, waar je hetzelfde doet. Waarom is een slijterij belangrijker dan een boekhandel? Je kunt drank toch ook bestellen, zoals je je boeken reserveert?  

Genoeg hierover, we gaan lezen, vanaf papier, vanaf een tablet of een geluidsdrager, het is mij om het even.  

Het maakt natuurlijk uit in welke omstandigheden je verkeert wàt je gaat lezen: met kinderen thuis heb je een totaal ander leven dan deze gepensioneerde bibliothecaris. Iedereen zal soms jaloers zijn op de leefomstandigheden van een ander. 

 

Pensioen 

 



Oók met pensioen is de befaamde schrijver Thomas Rosenboom. Zijn laatste roman, De rode loper, verscheen in 2012. Maar omdat Rosenboom nogal de tijd neemt voor een nieuwe roman, was me dat niet opgevallen. In een wandelgesprek met Iris Pronk (Trouw, 26 juni) werd het duidelijk: hij is gestopt, midden in een nieuwe roman, De Mondriaan. Daarin moest “de hoofdpersoon het opnemen tegen een machtig museum. Meer wil hij er niet over kwijt, maar trouwe lezers kunnen wel gissen naar het verloop: de bikkelharde maar ongelijke strijd zou ongetwijfeld ellendig zijn geëindigd voor de held. Zo gaat het in het genadeloze universum van de schrijver: zijn personages willen iets heel graag, ze vechten ervoor, maar krijgen het nooit. Hun krachtsinspanningen hebben meestal een averechts effect, namelijk hun eigen ondergang.”

  

Je mag hopen dat Thomas zijn werk afmaakt! Ik genoot iedere keer hoe goedwillende mensen zichzelf de afgrond in werkten. Het is tenslotte maar een boek!  

Willem August van Donck (in Gewassen Vlees) die maar niet doorheeft dat zijn vader hem al evenzeer tegenwerkt als Dreverhaven zijn zoon in Bordewijk’s Karakter; de apotheker Anijs, de vioolbouwer Vedder in het magistrale Publieke Werken; het langlopende conflict van dierenarts van Buyten met de dwangmatige grappenmaker Jan de Loper in het wat zachtaardiger Zoete mondDaar steekt de roadie Lou Baljon in De rode loper wat bleekjes bij af. 

 


Alles wordt bij Rosenboom een onafwendbaar drama, gevat in de bewerkte taal van de tijd waarin zijn romans spelen.  

Recensent Max Pam voorspelt in 1999 dat Rosenboom’s volgende boek geen historische roman zal zijn. Die voorspelling komt wèl en niet uit: De nieuwe man, dat schitterende verhaal over Berend Bepol die een scheepswerf ten gronde richt of ziet gaan, speelt in de jaren ‘20/’30 van de vorige eeuw; De rode loper in de jaren ‘70. Was zijn debuutroman Vriend van verdienste, waarin hij de beruchte Baarnse moordzaak uit 1961 verwerkt, ook een historische roman? Zou De Mondriaan in het zeer recente verleden spelen?  

We zullen het niet snel weten, want Rosenboom voelt zich bevrijd van de pijn, de fysieke pijn, van het schrijven. Hij kent niet de relativering van Simon Vestdijk die genoot van het schrijven, het scheppen: “Schrijven vermoeiend? Hoezo? Je kunt er toch bij blijven zitten?” Nièt schrijven was voor Vestdijk veel erger: dan leed hij aan een depressie, en kòn hij niet schrijven. 

 

Vrijwel vergeten woorden 

 

Wat de boeken van Rosenboom ook zo fascinerend maken is zijn taalgebruik. Hij duikt diep in de Nederlandse taalgeschiedenis en komt met woorden die zelfs niet meer in het radioprogramma De Taalstaat van Frits Spits door beschermvrouwe Nelleke Noordervliet bewaard worden; woorden die je zonder een verouderd woordenboek niet meer kunt verklaren-behalve dan uit de kontekst: gelukkig want ik zoek niks op. Rosenboom zelf: Ik ken de verwijten over de archaïsche woorden en zinsconstructies, maar ik vind woorden en begrippen als guizig en heumigruzelende bomen en volkomen gemoedereerd nu eenmaal prachtig. Bovendien: als ik ze niet gebruik en een ander ook niet worden ze helemaal obsoleet. ” Obsoleet, ik bedoel maar... 

 

Maar toch 

 

Juni 2020: De grote ronde, nog geen 80 pagina’s, een beschrijving van zijn dagelijkse wandeling vanuit zijn huis aan de Oudezijds Voorburgwal- en zonder twijfel dus dagelijks langs het ingebouwde huisje van Vedder in het Victoriahotel. Dat kan er dan toch vanaf. Ik ga die wandeling ook maken, kijken wat ik al die jaren gemist heb. Rosenboom staat even stil. Hij kijkt uit over ’t IJ achter het station, zijn favoriete plek in Amsterdam. Elke dag spoedt hij zich hierheen, naar het water, waar het lichter is dan in de binnenstad en minder benauwd, hij kan er vrijer ademen. En als kind was hij al dol op boten, een liefde die hij soms ook in zijn romans uitleefde. “Kijk eens”, wijst hij, “wat een mooi jacht daar aankomt. Die lijn die vanaf de boeg omlaag gaat. Dat heet de zeeg.”  

Ik ben blij dat hij ons de zeeg schenkt. Daarom durf ik het toch te vragen: Kom Thomas, schenk ons De Mondriaan. Het zal als een bevrijding voelen.  

 

Leo Willemse 

 

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

P.C.Hooftprijs 2019 voor Marga Minco

Uitgelezen in 2018

Boekenblog Waterland 36 In vrijheid geschreven